Ontwikkeling en socialisatie

Van pup naar hond

Het is belangrijk om je als nieuwe hondenbaas in de verschillende ontwikkelingsfases te verdiepen zodat je je puppy beter begrijpt. Bovendien is het een feit dat een pup veel leert van zijn ouders en dat wij een deel van die taak op ons moeten nemen. Want onze hond is het resultaat van zijn genetisch materiaal én van de invloeden van zijn omgeving. 
De hieronder beschreven periodes en de typische ontwikkelingen en gedragingen maken het voor ons als mens beter begrijpbaar. De fases zijn niet op een dag nauwkeurig te bepalen en verschillen van hond tot hond. Bovendien gaat de ene fase geleidelijk over in de andere.


Week 1 en 2: geboorte en neonatale fase

De draagtijd schommelt tussen 63 en 65 dagen. 
Pups worden met de ogen en oren dicht geboren en ze zijn 100 procent afhankelijk van de moeder teef. Ook voor het ontlasten helpt de moeder hen door hen op de buik te likken. Ze kunnen zich auditief uitdrukken met gepiep, zodat ze bijvoorbeeld kunnen klagen als er iets niet goed is. De moeder reageert daar normaal onmiddellijk op.
Verder zijn pups ook in staat om te kruipen, ze moeten zich immers kunnen voeden om zo te groeien. Ze kruipen nooit in een rechte lijn, alleen in een kring zodat ze de weg niet kwijtraken. Het nest is een plaats waar het zacht, warm (de pups kruipen tegen elkaar aan) en veilig is. Ze hebben niet echt behoefte aan sociaal contact of contact met de omgeving. Ze leiden een bijna onbewust bestaan, net als toen ze nog in de buik van hun moeder zaten. 
24u na de geboorte start de inprenting: pups richten zich op het eerste bewegende voorwerp dat hun zintuigen prikkelt. De inprenting kan gebeuren op ouderdieren, soortgenoten, mensen en soms ook andere huisdieren zoals katten die nieuwsgierig komen kijken naar de pups.
Persoonlijk vind ik het ook al nuttig om de pup eens op te pakken en aan een heel kleine hoeveelheid stress bloot te stellen. Ik ben ervan overtuigd dat het hen later minder angstig maakt en meer zelfvertrouwen geeft, zodat ze beter bestand zijn tegen stress en problemen.

Week 3: overgangsfase

Vanaf de dag 13 gaan de ogen en de gehoorgangen open en vanaf dag 17 kunnen pups zien.
Tijdens de overgangsfase gaan ze hun nestgenootjes en directe omgeving actief ontdekken. Als ze even buiten het nest gaan, gaat de moeder hen leren dat alleen het nest veilig is en om actieve onderwerping (zichzelf op de rug gooien en muisstil blijven liggen) en respect aan te leren.
Het is een gouden hondenregel dat je moet doen zoals de ouderen als je wilt dat ze je respecteren. De teef geeft bijvoeding door half verteerd voedsel terug op te braken in het nest. Vandaar het bedelgedrag en het likken van de mondhoek van moeder. Hetzelfde zullen ze ook bij mensen doen.

Om de leefomgeving van de puppy al te verrijken, leggen we al een aantal speeltjes van verschillende materialen in de kist. Een pluchen knuffel, kartonnen doosjes, lege wc-rolletjes. Ook de radio wordt opgezet.

 Week 4 tot 16: de gevoelige fase

Wat een pup tijdens deze fase leert, zal het altijd onthouden.
Maar het omgekeerde geldt ook: wat het niet leert, zal het later heel moeilijk nog kunnen aanleren. Een minimum aan ervaring tijdens deze periode heeft een maximum aan effect op latere leeftijd.
De gevoelige fase kan opgedeeld worden in een aantal subfases.

De inprentingsfase (vanaf de derde week maar vooral van de 4de tot de 7de week)
Inprenting is een zeer snel leerproces, zonder beloning of straf.
Wat de pups op dat moment leren, vergeten ze nooit meer.
Op het einde van deze fase zijn de zintuigen volledig ontwikkeld en slapen de pups niet meer zo veel.
Pups kunnen hun eigen lichaamstemperatuur op peil houden.
Het sociaal gedrag (elkaar dingen aanleren, communiceren, onderhandelen, leren door observatie en imitatie enzovoort) begint zich te ontwikkelen: kwispelen, staart tussen de benen, borstelen…Vanaf dan zal hun aandacht ook visueel op de moeder gericht zijn. En ze leren van haar door middel van observatie en imitatie. Ze leren ook dat hun moeder gehoorzaamt aan de mens.
Het is in deze fase dat onze rol als fokker super belangrijk wordt. Het is nu kwestie van de puppy’s met zoveel mogelijk situaties, voorwerpen, geluiden, mensen in contact laten komen. Meermaals per dag gaan we bij de pups op de grond zitten en laten hen over ons klimmen, worden ze opgepakt en geknuffeld. Er worden al wat kleine hindernissen in de ren gelegd (een klein verhoogje, een mini-wipje, plastic flessen aan een touw,…)
Dat is belangrijk voor de komende weken en de rest van hun leven. De pups zullen zich ook wat verder van het nest begeven om de omgeving te verkennen (maximum 50 meter). De werpruimte wordt groter gemaakt en de pups verhuizen naar de puppyruimte.  Als het weer het toelaat, kunnen ze ook al eens naar buiten om daar nieuwe geur en voel ervaringen op te doen. Elke dag krijgen ze nieuwe dingen aangeboden. Alles wordt onderzocht en op alles wordt gekauwd. Aanraking is het belangrijkste, ook met mensen. Wat ze tijdens deze periode te eten krijgen, kennen ze ook het best in een latere periode. Ze moeten immers ook leren wat eetbaar is en wat niet. Deze periode wordt ook wel eens de primaire socialisatie genoemd.

Vanaf week 6-7 kunnen we op stap gaan (ze hebben dan hun eerste inenting gehad). Ritje met de auto, riempje/halsband leren kennen en al eens een kleine wandeling maken. De pups worden  al eens apart genomen zodat ze ook leren zelfstandig zijn.

 De socialisatiefase (vanaf de 3 de week maar vooral van de 8ste tot de 12de week)

Deze fase is een langzamer leerproces waarin er verder kennis wordt gemaakt met prikkels, voorwerpen en situaties. Herhaling is noodzakelijk.
De moeder zal, zo rond de vierde of vijfde levensweek, vaker weglopen van de pups die willen drinken. Op die manier maakt ze een einde aan hun totale afhankelijkheid en geeft ze het startschot voor een sociaal leven waarin ze moeten leren opkomen voor zichzelf, onderdanig zijn, rangorde respecteren enzovoort.
In het wild brengen de ouders kleine levende prooien mee zodat het jachtinstinct van de pups ontwikkeld wordt. Onze honden doen dat dat niet meer, maar de ouders zullen hun pups wel eerst laten eten, tot ze genoeg hebben.
De pups strijden onderling voor het voedsel en dat is al een eerste sociale indicatie. Ze leren om zo voor hun rechten op te komen. Er zijn ook steeds meer gevechtsspelletjes waarin elke pup de rol van zowel winnaar als verliezer krijgt. Hierdoor leren de pups enerzijds om te winnen en anderzijds om zich over te geven en om de eigen kracht te kennen en te beheersen.

Het is ook belangrijk dat je als mens leert dat je handen niet gemaakt zijn om in te bijten.  Het is heel belangrijk om in deze fase aan de socialisatie van geluiden, voorwerpen, andere rassen en mensen te werken.
Als mens moet je ervoor zorgen dat de omgang met de pups plezierig is en dat je fouten kunt voorkomen. Want net zoals ze dat bij hun moeder doen, zullen de pups ook hun baasjes uittesten. Dat betekent dat we ze altijd in het oog moeten kunnen houden. Wanneer dat niet kan, dan moeten we ze in een veilige omgeving zetten.
Als je iets van een jonge hond gedaan wil krijgen, dan lukt dat alleen met een beloning, of beter gezegd, met wat hij als een beloning ervaart.

Tijdens deze periode wordt de basis gelegd voor de band tussen mens en hond.
Een grote verantwoordelijkheid ligt er bij ons als fokker want daar verblijft de pup de eerste acht weken van zijn leven.  Vanaf zeven à acht weken is een pup al op ontdekking en vanaf twaalf weken treedt de angstfase op (die fase komt nog eens terug na ongeveer zes maand). Dus op alles waaraan ze wennen tijdens de eerste gevoelige fase kunnen ze opnieuw angstig reageren tijdens de tweede gevoelige fase. Het is daarom belangrijk om daar als baasje rekening mee te houden.

Je kan het best nog een tweede socialisatieperiode inbouwen wanneer je hond ongeveer zes maanden oud is, waarbij je hem aan verschillende prikkels, voorwerpen en situaties blootstelt.
Let daarbij op dat hij de kans krijgt om zelf aan die dingen te wennen en om zelf zijn eventuele angsten (opnieuw) te overwinnen.

Habituatie of gewenning aan iets of iemand kan dus het hele leven door gebeuren, socialisatie aan mensen, personen en voorwerpen niet. Wanneer een hond weinig of niet gesocialiseerd wordt, zal hij tijdens zijn latere leven ook minder wennen aan nieuwe dingen.

Een gouden regel bij socialisatie en habituatie is de volgende: het fenotype (of het gedrag) bestaat uit het genotype (of het genetisch materiaal) en de omgeving (of het milieu). De opvoeding van de hond, de socialisatie en de ervaringen die hij opdoet zijn minstens even belangrijk als het genetisch materiaal dat de hond bij zijn geboorte meekreeg.

 Denk bij een hond niet aan leiderschap en dominantie maar aan ouderschap.
In een roedel wolven of honden mag een pup tot die leeftijd heel veel mispeuteren voordat een volwassen hond zal ingrijpen. Geweld is dus niet nodig. Waarom zou je een kleine, vaak weerloze pup vrezen?
Natuurlijk moet de pup de regels respecteren, maar niet alles kan in een keer geleerd worden en het wordt zeker niet geleerd met straf en geweld, zoals bijvoorbeeld bij het nekvel pakken en door elkaar schudden. De pup zal dan alleen maar angstig worden, je ontlopen, of stress krijgen.
Een pup vertrouwt je als hij bij je komt en verwacht liefdevolle en geduldige mensen rondom zich, net zoals zijn ouders. Behandel je pup zoals je jouw eigen kinderen behandelt: liefdevol en met respect en geduld.